Illustratie Merlin Spie Cultural Indigestion II / Civil Prostration, 2004
De betekenaar (signifiant) komt uit op een gapende baaierd van eindeloze mogelijke lezingen.
Ron Silliman, 'Afterword: Who Speaks: Ventriloquism and the Self in the Poetry Reading', in Close Listening: Poetry and the Performed Word. (ed. Charles Bernstein), New York/Oxford: Oxford University Press, 1998 p. 366.
José Ramön Moreno, Het Gaapt!
Het gapen is niet triviaal en banaal, maar juist betekeniszwanger. Dat heeft te maken met de mens zelf: die is ooit gedefinieerd als de grote betekenisgever. Hij ziet betekenis in alles: van een paar puntjes maakt hij een lijn, in een inktvlek ziet hij gezichten, en uit wolken, koffiedik of sterren kan hij zelfs de toekomst aflezen. Maar het heeft ook te maken met de geeuw. Dat is immers een zuivere spiegel waarin de mens zichzelf kan zien. Of waarin de mens zich kan denken te spiegelen.
GAAP! p. 223.
Joseph Ducreux Zelfportret, gapend (1783)
In de officiële kunst zijn gapende mensen zeer schaars. Er zijn vooral vreemde gapers te vinden in de kunsthistorie. Zo is er de merkwaardig zich verdraaiende figuur van Joseph Ducreux Zelfportret, gapend. Het lijkt erop dat Ducreux zijn geeuw alleen durfde af te beelden op een dusdanig verwrongen wijze.
GAAP! p. 194.
Toen geeuwde ze. "Gaat u met mij mee, mijnheer Berkley?" "Ik zal... ja. Ik zal je veilig thuis brengen." Zij geeuwde weer, legde een kleine hand op zijn arm, en samen gingen zij de trappen af, opende de voordeur, en stapten naar buiten op Twenty-third Street.
Robert W. Chambers, Ailsa Paige. New York: Appleton, 1910 p. 166.
William Hogarth, Marriage a la Mode (ca. 1743)
Wat betekenden de geeuwen van Lady Bertram?
Jane Austen, Mansfield Park. Harmondsworth: Penguin, 1977 [1814] p. 279.
De 'zoekreflex' wordt sinds mensenheugenis gebruikt door zogende moeders om hun kind de mond te laten openen voor de tepel.
GAAP! p. 138.
Zijn gezicht spleet open in een volgende reuzengaap. Hij gooide zijn ziel en zaligheid erin, alsof het leven geen andere taak meer voor hem had. Slechts in alligators zag ik iets vergelijkbaars.
P.G. Wodehouse, The Little Nugget. Harmondsworth: Penguin 1991 [1913].
Een geeuw van een rat kan een soort begroeting zijn.
Debbie Ducommun, Rats: Practical, Accurate Advice from the Expert. Irvine (CA): Bowtie Press, 2001 p. 9.
Alfred Binet, La suggestibilité (1900)
"[...] het is moeilijk te onderscheiden of de mond opengaat uit geestdrift of om te gapen."
Robert Musil, De man zonder eigenschappen. (Vertaald door Ingeborg Lesener), Amsterdam: Meulenhoff, 1999 [1931/32] p. 386.
Furtado (1949, p. 988)
Furtado melde een opmerkelijk verschijnsel: bij een 17-jarige jongen, die leed aan acute poliomyelitis, veroorzaakte de passieve abductie van een van zijn armen een echte gaapreflex. Elke geprovoceerde gaap werd gevolgd door een refractaire periode van 20-30 seconden. Dit voorbijgaand verschijnsel werd opgemerkt na het gedeeltelijk herstel van de volledige verlamming.
Diogo Furtado, Consideraçóes sobre o bocejo (a propósito de um caso clínico). Gazeta Médica Portuguesa 2(4) [1(5)]1949 pp. 983-989.
Stephen Pell (2007)
Zij geeuwde ontzaglijk, haar neus naar boven rimpelend, haar ogen dichtgeknepen, een hand door haar blouse tastend op weg om haar oksel te krabben.
Iris Murdoch, The Black Prince. London: Chatto & Windus, 1984 [1973] p. 255.
Honoré Daumier, 'Six mois de marriage', Moeurs conjugales No.7 (ca. 1839)
Dieser Liebe toller Fasching,
Dieser Taumel unsrer Herzen,
Geht zu Ende, und ernüchtert.
Gähnen wir einander an!
Heinrich Heine, Neue Gedichte, Verschiedene - Angèlique, IX.
"Je bent een aardige jongen." Ze geeuwde. "Zie je wel, ik hou van je."
E.M. Forster, Howards End. Harmondsworth: Penguin, 2000 [1910] p. 198.
An Pierlé, gapend en strekkend
Marieke verschoot, en verblijdde zich seffens; zij kneukelde glimlachend den vaak uit de oogputten, geeuwde en lei gelukkig heur hoofdje een wijle terug in den hals van Pallieter.
Felix Timmermans, Pallieter. Amsterdam: Van Kampen, 1929 [1916] p. 95.
Co Westerik, Man met zichtbare adem (1977)
[...] Met een geeuw ontstijgt de geest het vlees en evenaren de leden en hun lusten overweer elkaar in de zich rekkende gestalte des mensen; [...].
Adriaan Roland Holst , 'Ontwaakt' (In memoriam Simon Vestdijk) in Maatstaf, 19(4/5), 1971 pp. 213-339.
Robert Gernhardt, Der Teufel liest Faust II (ca. 1987)
Es ist doch auch bemerkenswert zu achten,
Zu sehn, wie Teufel das Gähnen betrachten.
J.W. Goethe, Faust II, Vierter Akt.
En Mymphalin, die teleurgesteld was in de liefde, en nog steeds ongehuwd, was de laatste vijf of zes maanden zelfs te moe geweest om feesten te geven. Ze gaapte heel dikwijls, en dat had tot gevolg dat gapen mode werd.
Edward Bulwer Lytton, The Pilgrims of the Rhine. Charleston (SC): BiblioBazaar, 2006 [1834] p. 29.
Het bovenlijf van juffrouw Verhoef was opgespookt uit de vaalschaduwige bedmassa en op zij gekeerd, steunend op de rechterarm, wreef zij zich met de vlakke linkerhand over de oogen, gerekt geeuwend. Naast haar ging het dek omhoog boven de magere knieën van haar man, die aan de muurkant lag, en zijn lange staakarmen hieven op, strekten langs het kussen met een doffe stoot tegen het beschot. - Jesis... is 't nou al weer uit! geeuwde hij.
Frans Coenen, Zondagsrust. Amsterdam: L.J. Veen, 1902 [1899] p. 5.
Hoe ik van hem af ben gekomen weet ik niet precies meer. Ik geloof dat ik ben gaan gapen en ik voelde me een supertrut, dat wel. En ik begreep ook helemaal niet wat me bezielde. Want het was toch geweldig stom wat ik deed: zo'n perfecte partner de deur uit sturen.
Mischa de Vreede, Eindelijk mezelf. Amsterdam: De Bezige Bij, 1978 p. 160.
Gapende sneeuwuil
Zij konden de gaap van zijn kleine snaveltje zien toen hij op een bijna verveelde manier geeuwde, om zich heen keek, en vervolgens zijn kopje weer op zijn rug legde, terwijl de geschudde veren langzaam tot een staat van perfecte bewegingloosheid terugkeerden.
Kenneth Grahame, The Wind in the Willows. Chapter V - Dulce Domum, [1908] p. 75.
John Baldwin - De baby gaapt naar de tiet (2007)
Daer mijn schaepje. Gaep. Haestje wat, gaep; of de borst valt toe.
Mattheus Gansneb Tengnagel, Klucht van Frik in't Veur-Huys (1642).
Francis Burton, Gapend paard
Het is bemerkenswaardig dat dieren die niet in een ontspannen houding slapen of die zelfs rechtopstaand slapen, zoals vele hoefdieren, zich niet uitrekken en niet gapen.
Frederic Wood Jones, The Principles of Anatomy as seen in the Hand. J. & A. Churchill, London, 1920 p. 121.
Henri Arnold en Bob Lee ('Jumble', International Herald Tribune, 18 februari 1987)
Als oefening de volgende illustraties: probeer nu de cartoon te verklaren met gebruikmaking van de Eerste Hoofdwet van de Chasmologie.
Cover van Alain Teulié, La bâilleuse (2000)
Jimmy bereidde zich voor om haar aan te spreken. Hij had eindelijk een zin gevonden die niet te afgezaagd was om het gesprek te beginnen toen het onbekende meisje, na zich schrap te hebben gezet en de ogen te hebben gesloten, een zo grote gaap gaapte dat Jimmy in één keer het binnenste van haar mond zag: een grot waarvan de ingang begrensd werd door een dunne draad speeksel die spoedig brak, een afgrond van vochtig en donker vlees, aan het eind afgesloten door een stalactiet in de vorm van een vingertop. Haar tong plooide zich in tweeën als een flensje waarover men honing gaat gieten, en haar lippen openden en ontblootten het tandvlees dat als tientallen roze heuveltjes om de tandwortels lag. Zij was, volgens hem, verschrikkelijk veranderd. Haar geplooide wangen, haar opgetrokken neus, haar vervormde voorhoofd, haar uitgerekte hals, hadden een angstwekkende dubbelganger geschapen van het oorspronkelijke meisje. Jimmy had echt de indruk dat zij voor de duur van een gaap een soort monster was geworden.
Alain Teulié, La bâilleuse. Paris: Medium' L'école des loisirs, 2000 p. 12.
Copyright © 2008-2024 Wolter Seuntjens
Website door Whirlwind Internet